OVERDENKEN/BESPREKEN -(Dag 1) Wie bedoelt Jeremia met schapen? En met herders? Wat doen zij? Wat gaat God doen (vers 3)? Wie komt er daarom (vers 5-6)? Wat betekent: rechtvaardig-recht-gerechtigheid? Wat vind jij bijzonder aan deze Namen? -(Dag 2) Wat hoor je hier over Jeremia als baby (vers 5)? Wat hoor je over Jeremia’s roeping tot profeet? Wat leren deze verzen aan kinderen? -(Dag 3) Wat zeggen deze verzen over het volk Israël? Wat zeggen deze verzen over God? Wat leren deze verzen ons? -(Dag 4) Welke boodschap brachten de profeten (vers 5-6)? Hoe reageerden de Israëlieten daarop (vers 4 en 7)? Welke straf zal er komen (vers 9-11)? Hoe lang zal die duren (vers 12)? Wie brengen nu Gods boodschap? Hoe reageren wij? -(Dag 5) Wat belooft de HEERE (vers 1-7)? Wat is ongerechtigheid (vers 8)? Wat zal God doen met de ongerechtigheid van Israël? Wie kan ongerechtige mensen gerechtigheid geven (vers 15)? Hoe? -(Dag 6) Hoe noemt de huisvrouw van Pilatus de Heere Jezus (vers 19)? Wat betekent deze Naam? Wat zegt Pilatus over Hem (vers 24)? Wat kan de Heere Jezus omdat Hij de Rechtvaardige is (1 Petrus 2:24)? -(Dag 7) Wie hebben we nodig (vers 1)? Wat heeft Hij gedaan om zonden te verzoenen (kanttekening 8)? Voor wie heeft Hij dat gedaan (kanttekening 11)? Hoe leven mensen voor wie Hij dat gedaan heeft (vers 3)?