OVERDENKEN/BESPREKEN -(Dag 1) Wat bedoelt Joël met ‘daarna’: na wat? Welk heilsfeit hoor je hier (vers 28-30)? Wat ziet Joël daarna komen (vers 31)? Wat bedoelt hij daarmee? Wat is de boodschap van vers 32 voor ons? -(Dag 2) Joël spreekt 2x over ‘uitgieten’ van de Geest: waar wijst dat op? Hoe maakt de Heere Jezus dat duidelijk in dit Bijbelgedeelte? Welke tekst uit Joël zit er achter vers 39? Wat leert de Heere Jezus het volk toen en ons nu? -(Dag 3) Over welke tijd spreekt de Heere Jezus? Welke tekst uit Joël haalt Hij aan? Welke aansporing ligt er in dit Bijbelgedeelte? -(Dag 4) Vergelijk het Bijbelgedeelte van vandaag met dat van dag 1. Hoeveel teksten citeert Petrus? Hoeveel jaar zit er ongeveer tussen deze Bijbelgedeelten? Hoe kan het dat je ze zo letterlijk terughoort? Wat zegt dat over Wie God is? -(Dag 5) Over Wie preekt Petrus (vers 22)? Wat vragen de hoorders van zijn preek (vers 37)? Wat antwoordt Petrus (vers 38)? Hoe weet Petrus deze belofte (vers 39)? Uit welk Bijbelboek haalt hij dat? Wat betekent deze belofte voor ons? -(Dag 6) Over wie schrijft Paulus hier (vers 1)? Wat zegt hij over hen (vers 2-3)? Waarom kun je zo niet zalig worden? Hoe wel (vers 9)? -(Dag 7) Welke tekst komt uit de profetie van Joël? Waar moet het Evangelie gepreekt worden? Hoe belangrijk is de prediking dus? Wat betekent dat voor hoe wij luisteren?