
Schriftuurlijk, bevindelijk, geestelijk onderwijs
May 22, 2025 at 08:26 AM
SPH0008
Het er niet mee eens te zijn dat God, Die alles in Zijn hand heeft, niets in handen geeft, is een moeilijke bezigheid.
De Heere is Schepper, Regeerder en Eigenaar van de hele wereld, en van alles wat er zich buiten onze aarde bevindt.
De Heere heeft, omdat HIJ Regeerder is, het hele wereldgebeuren in Zijn hand.
De Heere is dus ook Schepper en Eigenaar van ons.
Sta je daar wel eens bij stil?
Wij zijn Zijn eigendom, althans, dat behoren we te zijn!
Maar wij willen Zijn eigendom niet zijn van nature.
We hebben voor de vorst der duisternis gekozen in ons bondshoofd Adam.
Dat is erg, ja, dat is verschrikkelijk!
De onbeschrijfelijke goede God, hebben wij de rug en nek toegekeerd!!!
Wij wilden niet, dat de Heere langer Koning over ons was.
En dat is niet alleen in het Paradijs gebeurd, maar daar kiezen we nog elke dag opnieuw voor.
Als het tegenzit in ons leven, geven we de Heere de schuld.
Dan denken we:
HIJ geeft dit niet of dat niet, ondanks ons eisende bidden...
Dat we nergens meer recht op hebben, slaan we maar over, want we bidden toch weer tot Hem!...
Dan kan de Heere toch wel naar ons luisteren...?
Eigenlijk bedoelen we, dat de Heere ons moet gehoorzamen...
O, als Heere niet naar ons hoort, dan zijn we eerst een beetje ontstemd.
Nog maar eens opnieuw eisend bidden, iets meer dwingend, misschien luistert de Heere nu wel.
Maar het blijft stil aan Gods' kant.
Na verloop van tijd, raken we verbitterd tegen de Heere, of jij niet?
We hebben al zo vaak gebeden, maar de Heere hoort ons niet!
Het kan wel zo ver komen, dat je denkt:
"Ik blijf niet aan de gang, ik blijf niet bidden, wat denkt de Heere wel van mij, van die eigengerechtigde IK!!!?"
Wat onbeschrijfelijk brutaal zijn wij hè?
We zijn minder dan niets, en toch de Heere willen voorschrijven, hoe HIJ het doen moet in ons leven...
Ach, rechtvaardig zou HIJ ons weg moeten doen van voor Zijn aangezicht.
Maar nochtans laat de Heere ons nog steeds in het land der levenden.
Weet je waarom?
Ezechiël 33:
11. Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen!
Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve.
Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?
Lig je nu vaak ootmoedig te smeken zoals David dit deed?
Psalm 28:
1. Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE; mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stilhoudt, vergeleken worde met degenen die in den kuil nederdalen.
Ook na ontvangen genade, zijn we nog zo vaak rechthebbend.
Als de HEERE Zich dan terughoudt, dan is dat zo moeilijk om te aanvaarden.
Maar kind des HEEREN, doet de HEERE het dan verkeerd in jouw leven?
Is het niet enkel en alleen genade van Zijn kant, dat je nog mag zijn wie je bent?
Ook jij en Legio lagen onder Gods' rechtvaardige toorn hoor!
Alleen om Gods' ontfermende liefde in Christus, kan en wil HIJ met je te doen hebben!
O, verneder je dan onder de hand van de HEERE, want dat is zo'n zoet plekje.
De HEERE beproeft je alleen, als HIJ Zich voor een tijdje stilhoudt.
Als je niets van de HEERE krijgt, in zo'n tijd van beproeving, is het zo benauwd in de ziel.
Zie het maar eens bij Jeremia, hoe verdrietig Jeremia was.
Jeremia 20:
8. Want sinds dat ik spreek, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en tot schimp is.
9. Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn Naam spreken. Maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar kon niet.
O, dan doet de duivel er vaak nog een schepje boven op:
"Waar is God, op Wien gij bouwdet,
En aan Wien g' uw zaak vertrouwdet?"
Dan kan het zo donker zijn in je ziel hè?
Toch drijven deze beproevingen, je altijd weer terug in de handen van de HEERE, want waar zou je anders heen moeten?
Psalm 142:
4. Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg dien ik gaan zou.
5. Ik zag uit ter rechterhand, en zie, zo was er niemand die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel.
6. Tot U riep ik, o HEERE; ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden.
Zo moesten de discipelen elke keer met een leeg mandje naar de Heere Jezus toe, bij de wonderbare spijzigingen.
Ach, toen moesten ze hun lege mandje laten zien aan de Heere Jezus...:
"Heere Jezus, m'n mandje is weer leeg, zou U er nog wat in willen leggen?"
Kom je zo ook wel eens bij de Heere Jezus?
Heb je nog weleens een leeg mandje?
Lig je heel vaak, zo laag, zo diep nederig aan de voeten van de Heere Jezus, om nog weer wat van Hem te mogen ontvangen?
Wil je ook door Hem verzadigd worden, ben je hongerig naar Hem?
De Heere Jezus is het Levende Brood!
Johannes 6:
35. En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
Ach, volk des HEEREN, ga maar naar Hem toe hoor!
Laat de 'wereld' dan maar van je vinden, wat ze van je denken, want op zo'n nauw en teer leven met de HEERE, komt de hele hellemacht en de wereld af!!
Wees dan maar getroost dat dit gebeurt, want op een 'leeg schip', komen de duivel en de wereld niet af.
Geef je ziel toch in Gods' handen, dat is het allerbeste plekje.
Daar is het zó zoet, zó heilig en zó teer!
Dan mag je je in diepe ootmoed, ín Christus, koesteren in Zijn onbegrijpelijke zondaarsliefde...
Dat is zó onbevattelijk!
Dat gebeurt toch wel eens zielsbevindelijk?
Och, dan word je het zo met de HEERE eens, hoe HIJ ook handelt met je in jouw leven.
Johannes 3:
30. Hij moet wassen, maar ik minder worden.
O medereiziger naar de eeuwigheid, wil je niet minder worden, maar jezelf bóven de HEERE verheffen, weet dan, dat de HEERE straks in jouw verderf zal lachen!
Keer toch weder tot de HEERE, en verneder je toch voor Zijn aangezicht!
Het is nog genadetijd, ook voor jou.
Spreuken 1:
23. Keert u tot Mijn bestraffing; zie, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekendmaken.
24. Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte,
25. En hebt al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild,
26. Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw vreze komt.
27. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind, wanneer u benauwdheid en angst overkomt,
28. Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;
29. Daarom dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.